Adviseur had bowlingcentrum tussentijds moeten wijzen op verplichte inspectie

Adviseur had bowlingcentrum tussentijds moeten wijzen op verplichte inspectie

Verzekerden bij het aangaan van een polis wijzen op voorwaarden en clausules is niet genoeg. Ook tussentijds moet een adviseur eventuele onduidelijkheden over verplichtingen wegnemen. Zo oordeelt de rechtbank in een kwestie rond een brand in een bowlingcentrum. De adviseur schond diens zorgplicht, maar of dat tot de schade leidde staat nog niet vast.

Het Goudse bowling- en partycentrum BPG sluit in 2017 via Driessen Assuradeuren een 'commercial blockpolis' om onder meer het gebouw, de inventaris en bedrijfsschade mee te verzekeren. Onderdeel van de verplichtingen is dat de elektrische installatie elke drie jaar conform NEN-norm 3140 wordt gecontroleerd door een erkend elektrotechnisch bureau, zo staat in clausule SW211.

Termijn vijf of drie jaar?

Tijdens een preventiescan in februari 2018 wijst het bedrijf dat de scan uitvoert erop dat de elektrische installatie binnen een maand moet worden gekeurd. Uiteindelijk vond er in september 2019 een zogeheten 'Scope 10'-inspectie plaats. Het inspecterende bedrijf Hemago gaf hierbij een herstelverklaring af, waarop staat dat de eerstvolgende inspectie of keuring voor 28 september 2024 moet plaatsvinden. Tegelijk is er ook een Scope 8-inspectie gedaan, volgens de verplichte NEN 3140-norm. Die leidt tot de opmerking: "De tijd tussen twee opeenvolgende inspecties is drie jaar."

Driessen meldt bij de adviseur dat de herkeuring, anders dan in de herstelverklaring staat, niet eens in de vijf jaar maar eenmaal per drie jaar moet plaatsvinden. De adviseur meldt de klant hiervan op de hoogte te brengen.

Geen tijdige inspectie gedaan

Eind 2021 verkoopt BPG het pand aan een projectontwikkelaar. Een jaar later gaat het mis. Er breekt een brand uit die een deel van het centrum in de as legt. Het onderzoeksbureau dat Driessen en de verzekeraar van de pandeigenaar inschakelen concludeert dat er sprake moet zijn geweest van een elektrisch defect of mankement.

Driessen wijst de schade echter af, aangezien er niet binnen drie jaar een volgende inspectie was uitgevoerd. De uitbater van het partycentrum stelt vervolgens de adviseur aansprakelijk. Die heeft hem er niet op gewezen dat de termijn voor inspecties drie jaar is; hij ging uit van vijf jaar.

Claim

De adviseur schakelt een elektrotechnisch inspectiebureau in. Die partij concludeert dat het geconstateerde elektrisch defect bij de voorgeschreven keuring niet per definitie aan het licht zou zijn gekomen. Bij de rechter legt het partycentrum desondanks een claim van bijna 125.000 euro tegen de adviseur neer. Die zou de zorgplicht hebben geschonden door de uitbater niet op de afwijkende clausule te wijzen.

De adviseur stelt het bedrijf juist meerdere malen op die clausule te hebben gewezen. En bij ondertekening van de offerte in 2017 verklaarde de klant bovendien de clausules en voorwaarden behorend bij het polisblad te hebben ontvangen en gelezen, luidt het verweer.

Kleine ondernemer met weinig kennis

Maar de rechter vindt het niet van belang of bij het aangaan van de polis de voorwaarden en de garantiebepalingen zijn besproken. Wel stelt de rechter vast dat het bedrijf in 2018 is gewezen op het belang om de elektrische installatie te laten keuren.

Dat gebeurde dan ook. Bij de afgegeven herstelverklaring na de Scope 10-inspectie, waarop normaliter een termijn van vijf jaar stond, realiseerde het bedrijf zich niet dat die termijn uiteindelijk twee korter uitviel. Daarop heeft de adviseur toen niet gewezen, claimt het bedrijf. De adviseur kan geen bewijs aandragen dat dat wél is gebeurd.

Dat had wel gemoeten. "De rechtbank houdt hierbij rekening met het feit dat BPG – zoals hij onbetwist heeft aangevoerd - een kleine ondernemer is met weinig kennis van verzekeringen die volledig vertrouwde op de kennis en kunde van zijn assurantietussenpersoon. BPG had [de adviseur] juist ingeschakeld om hem over dit soort kwesties te adviseren."

Verder staat vast dat het belang om goed over de inspecties te adviseren, groot was. "Het niet voldoen aan clausule SW211 zou er immers toe kunnen leiden dat de verzekeraar geen schade hoeft te vergoeden." Het niet wijzen op de verschillen in de herkeuringstermijn op de herstelverklaring en de clausule levert daarom een schending van de zorgplicht op, aldus de rechter.

Wie moet bewijzen?

Maar de vraag is of de adviseur ook een schadevergoeding moet betalen. Want het staat nog niet vast dat er een causaal verband is tussen de zorgplichtschending en de brandschade.

In de clausule staat dat bij het niet voldoen aan de verplichtingen verzekeraars niet tot schadevergoeding zijn verplicht, tenzij de verzekerde bewijst dat de schade niet daardoor (mede) veroorzaakt of vergroot is. BPG stelt niet te kunnen bewijzen dat een causaal verband ontbreekt. De adviseur vindt dat Driessen en de andere verzekeraar juist moeten aantonen dat er wél een causaal verband bestaat.

Dekking terecht geweigerd?

Maar die vraag hoeft in de procedure niet te worden beantwoord. Centraal staat alleen de vraag óf er een causaal verband is.

En dan duiken we technisch de diepte in. Het door de adviseur ingeschakelde inspectiebureau denkt als oorzaak van de brand aan degradatie van de elektrische verbinding of aan overbelasting. En dat zou waarschijnlijk niet zijn opgemerkt bij een NEN 3140/Scope 8-inspectie, omdat die zonder thermografische scan wordt uitgevoerd.

Ook het lostrillen van een schroefbout, wat eerder als oorzaak is geopperd, zou bij een NEN 3140/Scope 8-inspectie niet aan het licht zijn gekomen, schat het inspectiebureau in. "Het ontdekken van een losgetrilde schroefbout zou afhangen van de toevalligheid dat een inspecteur ziet dat een bout niet is aangedraaid."

Bovendien stelt de clausule alleen een driejaarlijkse Scope 8-inspectie vast, en geen Scope 10-inspectie. Die laatste inspectie omvat wél een thermografische scan, maar is onverplicht uitgevoerd. Daarnaast geldt dat Scope 8 gericht is op arbeidsveiligheid van een elektrische installatie, terwijl de Scope 10-inspectie specifiek is gericht op de brandveiligheid.

Causaal verband geen gegeven

De rechter sluit zich aan bij de conclusie dat het maar de vraag is of de vermoedelijke oorzaak van de brand bij een tijdige NEN 3140/Scope 8-inspectie aan het licht zou zijn gekomen. "Zo lang dit causale verband geen gegeven is [...] staat (ook) niet vast dat de verzekeraar terecht dekking voor de opgevoerde brandschade van BPG weigert." Daarom staat nog niet vast dat de adviseur schade moet vergoeden.

BPG heeft overigens drie maanden na de brand de deuren weer geopend: de brand verwoestte een poolzaal en het restaurant, maar de bowlingbanen bleven ongedeerd. Anno 2025 is het bowlingcentrum onderdeel van een nieuwbouwproject: het wordt onderdeel van een woontoren.

Rechtbank Den Haag, 5 maart 2025

Rob van de Laar

Rob van de Laar

redacteur AM

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.