Een zelfstandig ondernemer heeft een hypotheek op zijn woning en wil die oversluiten om zijn huis te verduurzamen. Daarin wil hij ook een geldlening meefinancieren van 18.000 euro. Hij wendt zich tot zijn adviseur in Veenendaal. Die doet een aanvraag bij de geldverstrekker en die wil aanvankelijk dat de consument het krediet aflost, dat elders loopt.
Dat is uiteindelijk niet nodig, wel vraagt de geldverstrekker om een zogeheten inkomensverklaring ondernemer voor het afronden van de aanvraag. Hier hoort de consument via de adviseur nu pas van. Zo ook dat hij een te laag pensioeninkomen heeft om de hypotheek over te sluiten. Maar dat kan worden opgelost door zijn woning opnieuw te laten taxeren. Bovendien kan de consument met de inkomensverklaring nieuw inkomen aantonen uit zijn onderneming, via facturen, zegt de adviseur.
Klant hoort pas later van inkomensverklaring
De consument, geconfronteerd met die nieuwigheid van de inkomensverklaring, e-mailt de adviseur met de vraag, “NB: wat kost zo’n inkomensverklaring en hoe kom ik daaraan?” Het blijkt dat de consument voor die verklaring meerdere jaarstukken moet overleggen. Maar dat lukt niet omdat hij nog niet lang genoeg aan het ondernemen was. Hiermee mislukt de aanvraag. Voor de geldverstrekker kan hij niet genoeg inkomen aantonen dat een tekort in pensioeninkomen compenseert. De consument beklaagt zich over dit hele traject bij de adviseur; hij had dit alles moeten voorzien.
Bij wijze van tegemoetkoming scheldt de adviseur hem de helft van de advieskosten kwijt. Aanvankelijk gaat de consument hiermee akkoord, maar hij komt er op terug, gezien kosten voor een taxatie van zijn woning: 800 euro. De consument vindt dat de adviseur er rekening mee had moeten houden dat hij geen inkomensverklaring zou kunnen krijgen. Hij wendt zich tot de geschillencommissie van Kifid en vordert de al betaalde advieskosten terug, alsook de kosten van de taxatie; in totaal bijna 1.800 euro.
Adviseur was te lang door gegaan met adviestraject
Kortweg betoogt hij dat de adviseur hem tijdig had moeten waarschuwen. Hij was pas sinds eind 2022 actief als zelfstandig ondernemer en dat had hij de adviseur verteld. Dit volgde ook uit het contract en de facturen die de consument aan de adviseur had gestuurd. De consument stelde de dupe te zijn geworden van een stroperige, moeizame communicatie tussen de adviseur en de geldverstrekker. Het adviestraject had veel eerder beëindigd moeten worden, zodat hij niet onnodig kosten had hoeven te maken.
De hypotheekadviseur nam stelling hiertegen. Het risico lag bij de consument dat hij geen inkomensverklaring had kunnen krijgen. De taxatiekosten had hij sowieso moeten maken. Volgens de adviseur had hij wel degelijk voorafgaand aan zijn contract met de consument met hem besproken dat hij een inkomensverklaring nodig zou hebben. De consument had ook toegezegd dat hij daarvoor zou zorgen.
Adviseur schendt zorgvuldigheid die verwacht mag worden
De commissie vindt de klacht echter gegrond. Dat de consument een inkomensverklaring nodig had, was bij de adviseur bekend voordat hij de opdracht aannam en zo ook de criteria daarvoor. Verder klopte de bewering niet dat de consument had toegezegd dat hij voor een inkomensverklaring zou zorgen. De e-mail en andere correspondentie wezen daar niet op. Duidelijk bleek dat de consument onbekend was met zo’n document. De adviseur had gewoonweg verondersteld dat die inkomensverklaring er van de kant van de consument wel zou komen en dat was een fout van de adviseur die hem aan te rekenen was.
De commissie wees de vordering toe in deze niet-bindende uitspraak. De adviseur moet een bedrag van bijna 1.800 euro vergoeden.