Kifid: FBTO moet schade frauderende Audi-eigenaresse toch vergoeden

Ondanks dat een eigenaresse van een Audi FBTO heeft misleid door te claimen dat er meer schade aan haar auto was na een aanrijding dan daadwerkelijk het geval was, heeft zij toch recht op de vergoeding van de feitelijke schade. Kifid stelt dat er geen sprake is van een algeheel verval van recht hierop vanwege fraude.

In oktober 2020 botst de vrouw met haar Audi tegen een Toyota wanneer ze naar eigen zeggen van Schiedam naar Leiden rijdt. De Toyota is verzekerd bij FBTO. De vrouw claimt de schade bij de verzekeraar waarbij ze ook wijst op een deuk op de motorkap. In totaal bedraagt het schadebedrag 5100 euro. De verzekeraar geeft vervolgens het Team Toedrachtonderzoek van Achmea opdracht voor het uitvoeren van een toedrachtonderzoek. In het rapport van 8 februari 2021 staat dat volgens de schade-expert de motorkap niet was hersteld ten tijde van de botsing op 13 oktober 2020. Uit het rapport blijkt dat de schade-expert dit heeft vastgesteld door foto’s die hij zelf heeft gemaakt ten tijde van zijn schadevaststelling te vergelijken met foto’s van Marktplaats van vóór de botsing, die waren gemaakt met het doel de Audi te verkopen. Volgens de expert is op de foto’s dezelfde deuk zichtbaar. Hij acht het niet mogelijk dat de deuk er door de botsing van 13 oktober 2020 weer is ingesprongen. Ook vindt de expert het hele verhaal rond de aanrijding ongeloofwaardig. Zo zou een genoemde straatnaam een niet-doorgaande weg zijn die niet in de voorgestelde route van een navigatiesysteem zou worden opgenomen wanneer iemand van Schiedam naar Leiden zou rijden. Daarnaast is er maar zeven minuten met de Audi gereden, terwijl de route minstens twintig minuten bedraagt. Ook stelt de schade-expert dat de eigenaresse loog wanneer zij vertelt dat de deuk wel al voor de botsing was hersteld.

FBTO laat vervolgens weten de schade niet te vergoeden en geeft aan dat de vrouw een interne aantekening krijgt van vijf jaar en dat haar persoonsgegevens voor acht jaar in het Incidentenregister worden opgenomen. Daarnaast heeft de verzekeraar het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit op de hoogte gebracht van de incidentenregistratie. De verzekerde is het hier niet mee eens en stapt samen met haar advocaat naar Kifid.

Misleiding

De Audi-bezitster claimt dat de deuk in de motorkap voor de aanrijding is hersteld. Op de foto’s van de Audi waarop volgens de schade-expert van de verzekeraar dezelfde deuk is te zien, lijkt één van de deuken volgens haar groter. Ze wil dat FBTO de schade vergoedt en haar uit de registers verwijdert. De verzekeraar stelt bij Kifid dat er sprake is van misleiding. De commissie geeft aan dat FBTO terecht oordeelt dat de vrouw de verzekeraar opzettelijk heeft misleid en dat opname in de verwijzingsregisters terecht is. “Samenvattend is de commissie dan ook van oordeel dat sprake is van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aan fraude. Daarmee is voldaan aan de vereisten die voor het handhaven van de opname in het Incidentenregister gelden.”

De commissie is van oordeel dat, in lijn met het arrest van de Hoge Raad, in dit geval het niet zo is dat het gehele recht op schadevergoeding is komen te vervallen, omdat niet vaststaat dat sprake is van een opzetaanrijding. ”

Toch schadevergoeding

FBTO heeft de schade van de consument niet vergoed en stelt zich op het standpunt dat het gehele recht op schadevergoeding door de fraude is komen te vervallen. Tussen partijen staat evenwel niet ter discussie dat de Audi door toedoen van de verzekerde van de verzekeraar is beschadigd. Deze schade dient de verzekeraar nog aan de consument te vergoeden. Dat de consument heeft gefraudeerd doet hier niet aan af. De commissie legt uit. “De verzekerde heeft op grond van artikel 6 van de Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen een eigen recht op schadevergoeding dat losstaat van een contractuele verhouding tussen de consument, als benadeelde, en de verzekeraar. De Hoge Raad heeft in dat kader geoordeeld dat ondanks fraude de consument toch recht heeft op een gedeeltelijke schadevergoeding. De commissie is van oordeel dat, in lijn met het arrest van de Hoge Raad, in dit geval het niet zo is dat het gehele recht op schadevergoeding is komen te vervallen, omdat niet vaststaat dat sprake is van een opzetaanrijding. Dat de consument schade heeft geleden waarvoor de verzekerde van de verzekeraar aansprakelijk is staat daarmee vast." De consument claimt 5100 euro, maar bij dit bedrag is geen rekening gehouden met de voor de aanrijding al aanwezige schade. De commissie volgt de schadebegroting van de verzekeraar die uitkomt op 3950 euro. Dit is namelijk € 10.500,- (de dagwaarde ten tijde van de aanrijding) minus € 1.250,- (de oude schade) minus € 5.300,- (de restantwaarde). De uitspraak is bindend.

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.