Wanneer in de voorwaarden, de overeenkomst of een uitgereikte prospectus van een doorlopend krediet niet is gesteld dat het rentetarief is gekoppeld aan een externe rentevoet, dan mag de bank andere ontwikkelingen mee laten wegen in de vaststelling van het rentetarief. Dat kunnen fundingkosten zijn, maar ook kosten voor bedrijfsvoering of concurrentieoverwegingen. Dat oordeelt Kifid in een vandaag gepubliceerde uitspraak tegen Interbank.
Andersom, als een consument wel zo’n koppeling met een externe rentevoet kan aantonen, dan mag een bank niet van de marktrente afwijken. Dat stelt de Geschillencommissie in deze zaak tegen IDM Financieringen, een dochter van Interbank. Die zaak is eveneens vandaag gepubliceerd.
Ontwikkelingen op de geldmarkt
In de overeenkomst van het doorlopend krediet van IDM is opgenomen dat de bank "gerechtigd is het kredietvergoedingspercentage aan te passen aan de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt, met inachtneming van de krachtens de wet gestelde maxima". De Geschillencommissie concludeert hieruit dat het kredietvergoedingspercentage, het rentetarief, onlosmakelijk is verbonden aan een externe factor. “Op grond hiervan hadden consumenten erop mogen vertrouwen dat het in rekening gebrachte rentetarief de rentestand (ofwel de marktrente) zou volgen”, aldus de uitspraak.
IDM moet daarom de rente tussen 2011 en 2015 herberekenen. In die periode betaalde de klager minimaal 12% rente. Dat herberekenen moet gebeuren aan de hand van het driemaands Euribortarief. Dat is de externe rentevoet die Kifid in dergelijke zaken wil hanteren. De rente die banken op de geldmarkt betalen, bestaat uit een een-, twee- en driemaands Euribortarief.
Redelijkheid en billijkheid
In de zaak waarin Interbank vrijuit gaat, heeft de consument geen koppeling met een externe rentevoet kunnen aantonen. In die zaak heeft Kifid wel nog gekeken of de ‘aanzienlijke risico-opslag’ naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Volgens de Geschillencommissie is dat niet het geval. De bank heeft twee overzichten overlegd waaruit blijkt dat de rentetarieven – van tussen de 10,5% en 15,1% - vergelijkbaar zijn met die van andere rentetarieven. Er is daarvoor een vergelijking gemaakt met de historische tarieven van twee en vier andere geldverstrekkers voor vergelijkbare kredieten en risicogroepen.
Risk based pricing
Meerdere consumenten hebben zich bij Kifid gemeld met klachten over de tariefverhogingen van Interbank. Ze vinden dat ze tussen 2008 en 2016, een periode waarin de marktrente daalt, te veel rente hebben betaald voor hun consumptief krediet. Richtinggevend Kifid is de uitspraak van de Commissie van Beroep van begin dit jaar. Daarin wordt gesteld dat banken gebruik mogen maken van risk based pricing waarbij een opslag wordt gerekend afhankelijk van de risicocategorie. Dat moet wel gebeuren binnen de marges van redelijkheid en billijkheid. Tot nu toe is dat steeds het geval geweest, aldus Kifid.
Begin dit jaar verweet Rob Goedhart van Stichting Geldbelangen het klachtenorgaan dat het meegaat met het cherrypicken van Interbank. Goedhart staat veel Interbank-klanten bij. Volgens hem vergelijkt de kredietverstrekker de eigen rente met banken die niet representatief zijn voor de markt. Ook vindt Goedhart dat Kifid zou moeten kijken naar de ontwikkeling van de rentetarieven voor nieuwe klanten.