Klachteninstituut Kifid oordeelde vorig jaar dat een verzekeraar een premie niet zomaar met meer dan 10% kan verhogen. Dat zou alleen mogen als er een nieuwe polis wordt aangeboden. De geschillencommissie kwam tot dat oordeel in zaken tegen Meeus en Achmea die premieverhogingen hadden doorgevoerd van respectievelijk 173% en 20,22%. De verzekeraars moesten de te veel betaalde premie terugbetalen.
Rechten en plichten in evenwicht
Achmea ging hierop in hoger beroep, daarbij gesteund door het Verbond van Verzekeraars, en krijgt nu dus gelijk van de Commissie van Beroep van het Kifid. Volgens de beroepscommissie vindt de eerder door de geschillencommissie geformuleerde eis dat een wijziging van de premie met meer dan 10% de uitdrukkelijke aanvaarding van de verzekerde behoeft, geen steun in het recht.
De Commissie van Beroep overweegt dat in de verzekeringsovereenkomst is bepaald dat de verzekering na de overeengekomen duur stilzwijgend met telkens een jaar wordt verlengd. Bij wijzigingen in premie en voorwaarden geldt een informatie-en motivatieplicht. De verzekerde kan dan beslissen de verzekeringsovereenkomst op te zeggen. Daarmee zijn de wederzijdse rechten en plichten voldoende in evenwicht, oordeelt de Commissie van Beroep.
In redelijkheid en billijkheid
In de klacht van de consument tegen Achmea heeft de verzekeraar de klant volgens de Commissie van Beroep in duidelijke en eenvoudige bewoordingen geïnformeerd over de verlenging van het verzekeringspakket (woonhuis-, inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering), de voorgenomen wijzigingen en de reden daarvan. “Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de premieverhoging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.”
Voor de consument die klaagde tegen Achmea heeft de uitspraak in hoger beroep geen gevolgen. De verzekeraar ging in hoger beroep om een principiële uitspraak over de zaak te krijgen.