Deze bijdrage is afkomstig van Vincent Kortenbach van Kortenbach Van Steensel advocaten uit Den Haag.
Wat is er gebeurd? De verzekerde vordert dekking voor de schade van 10.715 euro aan de motor van de kampeerauto, nadat hij per abuis de verkeerde brandstof (benzine in plaats van diesel) heeft getankt. De kampeerauto is allrisk verzekerd en volgens verzekerde is de schade gedekt, omdat het tanken van de verkeerde brandstof als een plotselinge en van buiten komende gebeurtenis heeft te gelden. De beslissende gebeurtenis is het tanken geweest. Dit is een plotselinge gebeurtenis. Het toevoegen van de verkeerde brandstof is een van buiten komend onheil.
Volgens verzekeraar Nh1816 is geen sprake van een plotseling en van buiten komend onheil. De brandstof is weliswaar van buitenaf aan het voertuig toegediend, maar op het moment van toedienen is er geen schade aan het voertuig ontstaan. De schade is pas ontstaan nadat verzekerde met de auto is gaan rijden. Er moet sprake zijn van een plotseling van buiten komend onheil passend in het rijtje van de gebeurtenissen die in de betreffende polisvoorwaarde zijn genoemd ('botsen, omslaan, slippen, van de weg of te water geraken, kwaadwillige beschadiging en andere plotseling van buiten komende onheilen').
Commissie: 'Gebeurtenis is plotseling want tanken duurt niet lang’
De beslissende gebeurtenis voor het ontstaan van de schade is het ongemerkt tanken van de verkeerde brandstof geweest. Deze gebeurtenis is naar het oordeel van de commissie plotseling omdat de tijdspanne van het tanken gering is. Partijen verschillen er niet over van mening dat het toevoegen van de verkeerde brandstof van buiten komend is. Dit brengt mee dat sprake is van een plotseling van buiten komend onheil. Hieraan doet niet af dat de schade aan de motor feitelijk niet direct is ontstaan maar pas nadat enkele kilometers met de kampeerauto is gereden. De gebeurtenis waardoor de schade is ontstaan is het tanken van de verkeerde brandstof.
In het geheel is het tanken van de verkeerde brandstof de beslissende factor. Voor dekking volgens de polisvoorwaarden is niet vereist dat de schade plotseling is ontstaan, maar dat het gaat om een plotseling van buiten komend onheil. De stelling van de verzekeraar dat het moet gaat om een onheil passend in het rijtje van genoemde gebeurtenissen, volgt niet uit de lezing van de betreffende bepaling.
‘Van buiten komend onheil’ niet langer wettelijke term
Onduidelijkheden in polisvoorwaarden zijn een grote bron van geschillen. Advocaten varen er wel bij. Ik zeg dit in deze zaak niet zonder ironie, want ooit werd in de wet specifiek voor zeeverzekeringen een opsomming gegeven van ‘van buiten komend onheil’. Sinds van buiten komend onheil geen wettelijke term meer is (2006), hebben verzekeraars de vrijheid om een eigen definitie van dit begrip te geven. Onduidelijkheid kan zich dan voordoen wanneer er geen (uitputtende) definitie gegeven wordt. Zoals in deze zaak, met ‘en andere plotseling van buiten komende onheilen’.
De redenatie en het oordeel van de commissie kunnen we goed volgen. Maar wat in deze zaak opvalt is dat eigen schuld geen rol heeft gespeeld. Terwijl menigeen het tanken van de verkeerde brandstof toch als 'een beetje dom' zal aanmerken.
Maar wat in deze zaak opvalt is dat eigen schuld geen rol heeft gespeeld. Terwijl menigeen het tanken van de verkeerde brandstof toch als 'een beetje dom' zal aanmerken.”
Speelt dat dan geen rol? Niet als eigen schuld (elders) in de polisvoorwaarden niet van dekking is uitgesloten. Want dan geldt (gewoon) dat eigen schuld ten opzichte van de verzekerde zaak óók van buiten komende onheil is. Het is weliswaar een bijzondere vorm van van buiten komend onheil, maar geen eigen gebrek van de zaak. Het is belangrijk zich hiervan in de adviespraktijk goed rekenschap te geven.