Deze bijdrage is afkomstig van Elias van Mourik van RWV Advocaten uit Leiden.
Er waren echter geen indicaties dat in hetzelfde bijgebouw ook een minishovel aanwezig was. De assurantietussenpersoon hoefde daar dan ook geen rekening mee te houden. Dat deze minishovel niet gedekt bleek onder de inboedelverzekering, leidt dus niet tot een zorgplichtschending.
Asbesthoudende golfplaten
Wat is er gebeurd? Een vrouw sloot op 1 augustus 2018 via haar assurantietussenpersoon een woonhuisverzekering en een inboedelverzekering af. Eén dag eerder had zij deze met de betreffende assurantietussenpersoon besproken. Onderwerp van het gesprek was onder andere het onder de dekking van de woonhuisverzekering wel of niet meenemen van een bijgebouw. De consument beschreef dit bijgebouw als ‘palen met golfplaten’. De assurantietussenpersoon gaf aan dat het bijgebouw in de verzekering kon worden meegenomen, maar wel tegen een hogere premie. Ook omdat de vrouw van plan was (een deel van) het bijgebouw op te knappen, koos zij ervoor om het bijgebouw niet te verzekeren. Desnoods zou het bijgebouw tegen beperkte kosten kunnen worden herbouwd, aldus de eigenaresse. In hetzelfde bijgebouw stond daarnaast een minishovel. De consument had dit graafwerktuig niet besproken met de assurantietussenpersoon, maar de consument veronderstelde dat deze werd gedekt onder de inboedelverzekering.
De brand
Op 16 juni 2019 ontstond brand aan het bijgebouw. Het gebouw zelf, maar ook de minishovel raakten beschadigd. De oplettende lezer zal de eerdere vermelding van ‘golfplaten’ niet zijn ontgaan. Deze wijzen met een grote mate van waarschijnlijkheid op de aanwezigheid van asbest in het bijgebouw. Helaas bleek het inderdaad om asbesthoudende golfplaten te gaan. Hierdoor werd de consument niet enkel geconfronteerd met de schade aan het bijgebouw maar ook met de saneringskosten. Omdat het gehele bijgebouw niet was verzekerd, weigerde de verzekeraar uitkering van de schade onder de woonhuisverzekering. Ook de schade aan de minishovel viel buiten de voorwaarden van de inboedelverzekering en werd eveneens niet vergoed. De consument stelde hierop de assurantietussenpersoon aansprakelijk. Ze beargumenteerde dat ze niet was gewezen op de mogelijke saneringskosten, noch op het feit dat de schade aan de minishovel niet onder de inboedelverzekering zou worden vergoed.
De oplettende lezer zal de eerdere vermelding van ‘golfplaten’ niet zijn ontgaan. Deze wijzen met een grote mate van waarschijnlijkheid op de aanwezigheid van asbest in het bijgebouw”
Zorgplicht geschonden
Na een procedure bij de Geschillencommissie die de consument (gedeeltelijk) in het gelijk stelde, oordeelde ook de Commissie van Beroep dat de assurantietussenpersoon zijn zorgplicht had geschonden. De opmerking van de consument dat het bijgebouw bestond uit palen met golfplaten, was namelijk voldoende aanleiding voor de assurantietussenpersoon om aanvullende vragen te stellen of een nader onderzoek in te stellen. De aanwezigheid van asbest zou dan zijn gebleken, waarna de assurantietussenpersoon de consument had kunnen en moeten wijzen op het risico van saneringskosten.
Volgens de Commissie van Beroep zou de consument het bijgebouw wel hebben verzekerd indien zij volledig was geïnformeerd. Hoewel de consument de premie hiervoor wat hoog vond, was dit gelegen in haar veronderstelling dat zij in het geval van brand enkel te maken zou krijgen met de kosten van herbouw. De Commissie van Beroep neemt dan ook aan dat zij wel bereid was de premie te betalen, indien zij was gewezen op het risico van saneringskosten. De intermediair moet de schade op dit punt daarom vergoeden.
Over de minishovel oordeelt de Commissie van Beroep anders. De minishovel is namelijk geen werktuig bestemd voor normaal huishoudelijk gebruik of dat behoort tot een normale huishoudelijke inboedel. Nu de consument ook niets heeft gezegd over de minishovel, waren er voor de assurantietussenpersoon geen indicaties dat een dergelijke zaak zich zou bevinden in het bijgebouw. Hij hoefde daar dan ook geen rekening mee te houden. Het nalaten te wijzen op het feit dat de minishovel niet door de inboedelverzekering zou worden gedekt, levert daarom geen zorgplichtschending op. De schade ten aanzien van de minishovel moet de consument dus zelf dragen.
Onderzoeksplicht voor intermediair
De zorgplicht vergt dat de assurantietussenpersoon een passende verzekering afsluit. Om te kunnen vaststellen wat een passende verzekering is, zal de assurantietussenpersoon de behoeften en de situatie van de klant voldoende in kaart moeten brengen. Hieruit volgt een onderzoeksplicht van de assurantietussenpersoon. Deze onderzoeksplicht ziet op feiten waarmee de tussenpersoon bekend is of redelijkerwijs had behoren te zijn.
De intermediair kan zich dus niet zomaar verschuilen achter de omstandigheid dat bepaalde feiten zijn verzwegen door de klant. Wanneer er indicaties zijn dat sprake is van bepaalde omstandigheden (zoals de aanwezigheid van asbest), dan dient de assurantietussenpersoon na te gaan of deze relevant kunnen zijn voor de behoeften van de klant of de dekking van de verzekering. Doet hij dat niet, dan schendt hij zijn onderzoeksplicht en daarmee zijn zorgplicht.
De intermediair kan zich dus niet zomaar verschuilen achter de omstandigheid dat bepaalde feiten zijn verzwegen door de klant.”
Van de assurantietussenpersoon wordt daarentegen niet verwacht dat hij geheel eigenhandig onderzoek doet naar bepaalde feiten indien hem geen enkele daarmee samenhangende omstandigheid bekend is. Er dient namelijk sprake te zijn van een aanleiding die noopt tot nader onderzoek. Dat een bepaald feit eenvoudig valt te achterhalen (bijvoorbeeld door een bezoek op de locatie van zijn klant) maakt dat niet anders.