De klant in dit Kifid-geschil had sinds 2005 een ORV bij Interpolis, gesloten via de Rabobank als adviseur. De hypotheek waaraan de verzekering was gekoppeld liep bij Rabo als geldverstrekker. Als de man in 2010 een nieuwe hypotheek sluit voor een nieuwbouwwoning, neemt hij een andere (niet-Rabo-) adviseur in de arm. Hij lost de oude lening af en sluit opnieuw een ORV af. Rabo is van de tweede hypotheek opnieuw de geldverstrekker.
Opzeggingsbrief
Eind 2011 krijgt de man een brief over de gewijzigde voorwaarden van de Interpolis-ORV. Voor hem is dat aanleiding in januari 2012 die verzekering op te zeggen. In de opzeggingsbrief beklaagt hij zich erover dat Rabobank die eerste ORV niet in 2010 heeft beëindigd toen hij zijn hypotheek afloste. Rabo zegt die brief niet ontvangen te hebben, althans pas in het najaar van 2017 als de man de opzegging opnieuw stuurt na een discussie over de kwestie.
Te veel betaalde premie
Bij het Kifid eist de man dat Rabo hem ruim € 5.500 aan premie terugbetaalt voor de maanden dat de ORV onnodig liep. Hij vindt dat Rabo hem in 2010 had moeten informeren dat de overlijdensrisicodekking niet was beëindigd. Bij zijn nieuwe adviseur is niet over de oude ORV gesproken, omdat het adviestraject zich toespitste op de nieuw af te sluiten hypotheek. De man benadrukt bij de Geschillencommissie dat Rabo “als hypotheekverstrekker voor beide woningen, bij uitstek op de hoogte was van alle documentatie”.
Geen oververzekering
Rabobank vindt dat ze niet op de lopende ORV hoefde te wijzen. Dat was volgens de tussenpersoon aan de nieuwe adviseur. Bovendien was geen sprake van oververzekering: het totaal verzekerde bedrag van beide ORV’s oversteeg niet de in 2010 verstrekte financiering. De bank wijst er bovendien op dat de man al die tijd had kunnen weten dat de ORV nog liep. Hij betaalde immers maandelijks nog premie. De klant zelf zegt gedurende de duur van het geschil de verzekering niet alsnog te hebben willen stopzetten uit angst daarmee zijn positie te ondermijnen.
Periodiek toetsen
De Geschillencommissie oordeelt dat Rabobank wel wat te verwijten valt. De zorgplicht van de tussenpersoon houdt ook in dat Rabo periodiek de passendheid van de verzekering moest toetsen. Als de adviseur dat had gedaan, was hij er binnen een jaar achter gekomen dat bij de nieuwe hypotheek een nieuwe ORV was afgesloten. Dat betekent overigens volgens de commissie niet dat de eerste ORV per definitie overbodig is. Alleen uit het dossier blijkt niet dat Rabo bij de klant heeft gecheckt of de oude verzekering nog aan zijn wensen voldeed. Dat betekent dat de adviseur tekortgeschoten is in zijn zorgplicht, aldus de uitspraak.
100% eigen schuld
Vervolgens kijkt Kifid naar de rol van de consument. Eind 2011 was hij op de hoogte dat de ORV nog liep. Vervolgens hoorde hij niets op zijn opzeggingsbrief, maar is hij daar ook niet achteraan gegaan. Dat had hij wel moeten doen, aldus de uitspraak. “Dit geldt te meer nu Consument maandelijks premie betaalde voor de verzekering en dus had kunnen constateren dat de verzekering nog niet was beëindigd.”
De Geschillencommissie vindt bovendien dat de nieuwe adviseur de consument had moeten vragen naar bestaande verzekeringen. Als het ter sprake zou zijn gekomen, had de man actie moeten ondernemen. Als dat niet is besproken, komt dat voor risico niet voor rekening van Rabo, vindt Kifid. Daarmee stelt de Geschillencommissie het eigenschuldpercentage van de man vast op 100%. Aan de vraag of er daadwerkelijk sprake is van schade, komt de commissie niet toe.
De klacht tegen Rabo is gegrond, concludeert de Geschillencommissie, maar de vordering wordt afgewezen. De uitspraak is bindend.