Het is een brok aan pensioen-ervaring die deze ietwat druilerige donderdagmiddag samenkomt, ergens in een vergaderruimte op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Fieke van der Lecq, regeringscommissaris transitie pensioenen, en Harold Herbert, directeur bij het Verbond met onder meer de portefeuille Leven en Inkomen, hebben het al meer dan veertien jaar over de pensioentransitie.
Laatste fase transitie pensioenen?
Op 1 januari 2028 moet deze historische en gigantische ombouwing ein-de-lijk zijn afgerond. “Zo bezien zitten we in de laatste fase van de pensioentransitie”, omschrijft Herbert de huidige situatie. Van der Lecq durft de term ‘laatste fase’ nog niet te bezigen. Voor het beeld: dit zegt ze wel met een brede glimlach.
Wat ze wél hardop durft uit te spreken is dat de sector met 1-1-28, zoals ze het zelf steevast noemt, als uiterste pensioendatum genoeg tijd heeft gehad. “Geef je dit nóg meer tijd, dan kan er weer van alles gebeuren op de financiële markten. Heb je eindelijk je evenwichtige plannen gereed, je sommen besproken met werkgevers en werknemers en wil je tot implementatie overgaan; kun je weer terug naar de tekentafel.”
Verlengen of transitie
Daarom: als je eenmaal belangrijke knopen hebt doorgehakt, pak dan ook direct door. Als fonds, als verzekeraar of PPI, als werkgever én als pensioenadviseur. Klare taal van de regeringscommissaris. “Dat is ook mijn rol.”
Is die laatste beroepsgroep zich wel voldoende bewust van de urgentie? Van der Lecq: “Het beeld ontstaat dat dit nog lang niet bij alle werkgevers en hun adviseurs zo is. Wat ons betreft mag er inmiddels wel een tandje bij.”
Herbert hoopt dat dit beeld er per 1 januari 2025 weer anders uitziet. “Dan lopen er veel uitvoeringsovereenkomsten af. Voor een goede transitie is het belangrijk deze momenten te benutten om regelingen aan te passen aan de Wtp en niet op oude voorwaarden te verlengen. We snappen dat 1 januari 2024 nog wat vroeg was voor veel adviseurs en werkgevers om de transitie te maken. Maar we hopen dat 1 januari 2025 wél een echt transitiemoment is. We willen richting pensioenadviseurs vooral zeggen: ‘Ga aan de slag, zodat je ook de tijd kúnt nemen om je klanten zorgvuldig te helpen’.”
Geen excuses meer
Ook de verzekeraars en PPI’s hebben daar baat bij. Volgens Herbert zijn die er wel klaar voor. “Wij zitten natuurlijk al in premieregelingen, hebben al een nabestaandenpensioen op risicobasis én varen niet in. Dat zijn heel wat kopzorgen minder.”
Desalniettemin waakt hij ervoor dat ze de transitie daardoor onderschatten. “We gaan van tijdsevenredig naar een degressieve opbouw. Mensen moeten wel snappen wat dat betekent en gestimuleerd worden om actief na te denken over hun pensioen.”
Blind kiezen voor verlengen onder de bestaande condities is in de ogen van beiden totaal níét de way to go. Herbert: “We konden dat nog wel billijken toen er nog politieke onzekerheid was, maar nu is dat niet meer zo. Je moet die knopen tóch een keer doorhakken. En uiteindelijk moet je als werkgever dan ook nog eens twee keer langs de kassa, voor een advies- en wijzigingstraject. Doe het dan in één keer goed.”
Anders in de knel
Op dat vlak spelen pensioenadviseurs een belangrijke rol. Door juist aan werkgeverskant de urgentie te (blijven) benadrukken en het pensioenbewustzijn aan te (blijven) wakkeren. Van der Lecq en Herbert zijn daarom nadrukkelijk ‘voorzichtig’ positief: het moet allemaal voor 1 januari 2028 kunnen, máár dan moet men niet gaan vertragen.
Van der Lecq: “Gaan werkgevers nog eens twee jaar wachten, dan komen de verzekeraars en PPI’s weer in de knel, want die krijgen het dan niet meer op tijd ingeregeld. Maar los daarvan is het zoals Herbert ook aangeeft überhaupt niet in het belang van werkgevers om hier nu niet mee aan de slag te gaan.”
Maak gebruik van logisch transitiemoment
Benut juist het einde van de uitvoeringsovereenkomst om het over de transitie naar het pensioenstelsel te hebben. Van der Lecq: “Contracten hebben vaak een duur van vijf jaar, dus komen alle afspraken tussen nu en 2028 wel een keertje aan de beurt.” Herbert: “Zo spreiden we het ook mooi over de tijd.”
Handig, want er komt hoe dan ook een piek aan, leert een blik op het eerste adviesrapport van de regeringscommissaris aan toenmalig minister Schouten. Met name in 2026 lijkt het alle hens aan dek voor de sector.
Eerbiedigende werking optie
Tegelijkertijd moet het een gedragen keuze zijn, benadrukt Van der Lecq. Ook daarin bekleedt de pensioenadviseur een sleutelfunctie.
Door uit te tekenen wat de gevolgen zijn en voor wie er compensatie nodig is. Herbert legt uit: “Mensen die middenin hun pensioenopbouw zitten gaan er bij de overstap op vlakke staffels het meest op achteruit. Zij legden toen ze jong waren minder premie in voor hun pensioen en profiteren voor de tweede helft van hun loopbaan niet meer van een hogere inleg. Hierdoor valt hun pensioen lager uit.”
Idealiter worden zij gecompenseerd, meer daar moet dan wel budget voor zijn. Bespreek je dit als adviseur tijdig, dan kun je het hier goed over hebben. Kijken naar compensatie, het hebben over aanvulling(en) buiten de tweede pijler óf kiezen voor een eerbiedigende werking. Met name een goede optie wanneer budget voor compensatie ontbreekt. Maar ook die keuze komt niet zonder aandachtspunten, legt Herbert uit.
Na verloop van tijd ontstaat er namelijk ongelijkheid op de werkvloer, tussen bestaande en nieuwe werknemers die verschillende premies afdragen. Verandert iemand van baan, dan verliest diegene de eerbiedigende werking vaak weer en moet hij of zij zélf voor aanvullend pensioen zorgen Ook daar moet men zich goed van bewust zijn, benadrukken beiden.
‘Benut momenten’
Meer dan genoeg werk aan de winkel voor de pensioenadviseur dus. Herbert: “Benut de wijzigingsmomenten die zich aandienen. Neem de tijd om met je klanten te praten over de toereikendheid van de nieuwe regeling en de noodzaak om eventueel individueel aan te vullen.”
Van der Lecq had het volgens haarzelf “niet beter kunnen zeggen.”