Ik verbaasde me over de keuzes van de wetgever om op verschillende punten in het levensverzekeringsrecht af te wijken van bepalingen uit het algemene verzekeringsrecht”
Wat is de aanleiding voor je promotieonderzoek?
“Sinds 2011 werk ik bij Kifid, waar ik bij de geschillencommissie met name klachten over levensverzekeringen behandelde. Dat heb ik heel lang gedaan en heeft mij getriggerd. Ik verbaasde me over de keuzes die de wetgever heeft gemaakt. Die heeft er namelijk voor gekozen om op verschillende punten in het levensverzekeringsrecht af te wijken van bepalingen uit het algemene verzekeringsrecht. De verjaringstermijn spreekt daarbij het meest tot de verbeelding.”
Waarin verschillen de algemene bepalingen in het verzekeringsrecht van de bepalingen die exclusief van toepassing zijn op levensverzekeringen als we het hebben over verjaring?
“Allereerst is de verjaringsregeling die voor levensverzekeringen geldt van regelend recht. Dat betekent dat de verzekeraar in de verzekeringsvoorwaarden een kortere dan wel langere verjaringstermijn kan opnemen; dus kan afwijken van de verjaringstermijn van vijf jaar die in het levensverzekeringsrecht is opgenomen. Dat betekent dus dat de levensverzekeraar ook een heel korte verjaringstermijn in de voorwaarden kan opnemen. Dat wijkt echt af van het algemene verzekeringsrecht – dat is dwingend recht – waarin een periode van drie jaar is opgenomen.”
Dat is toch niet het enige verschil?
“Ook het aanvangsmoment verschilt, dus het moment waarop de verjaringstermijn begint te lopen. In het levensverzekeringsrecht begint die op het moment dat de vordering opeisbaar is, meestal het moment van overlijden van de verzekerde. Een objectief moment. Die regeling geldt niet voor schadeverzekeringen, waar gekozen is voor een subjectief aanvangsmoment. Dat is het moment waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid van de vordering bekend is geworden. Ik heb er problemen mee dat dit afwijkt bij levensverzekeringen, omdat daar vaak derde-belanghebbenden betrokken zijn.”
Leg dat eens uit.
”De uitkering komt meestal niet toe aan de verzekeringsnemer, maar aan iemand anders. Die hoeft niet van het bestaan van de verzekering op de hoogte te zijn en zeker niet van zijn rol als begunstigde. Dan kan het met het huidige aanvangsmoment zo zijn dat de verjaringstermijn al loopt, terwijl de begunstigde nog niet eens van zijn hoedanigheid als begunstigde op de hoogte is, of überhaupt van het bestaan van de levensverzekering. Dat vind ik – zeker in combinatie met het feit dat de verjaringstermijn verkort kan worden – vrij problematisch. Daarom pleit ik voor aanpassing van de wet.”
Komt het vaak voor dat belanghebbenden geen idee hebben dat ze een beroep hadden kunnen doen op een uitkering vanuit de levensverzekering en dus sprake is van verjaring?
“Ik heb ons uitsprakenregister erop nageslagen: in het afgelopen jaar is dat drie tot vier keer aan de orde geweest. Dat is natuurlijk het topje van de ijsberg; niet alle zaken komen bij Kifid. Al zie je gelukkig ook dat levensverzekeraars soms coulancehalve tot uitkering overgaan, hoewel ze daar niet toe verplicht zijn op grond van de verjaringsregeling. Toch pleit ik ervoor dit in de wet aan te passen; gewoon om duidelijkheid te verschaffen aan iedereen en ook dat de rechten van belanghebbenden gewaarborgd zijn.”
Heb je er een verklaring voor dat begunstigden niet altijd weten dat ze als begunstigde zijn opgenomen in de polis?
“Dat kan allerlei oorzaken hebben. Denk bijvoorbeeld aan de verre tante die jou als begunstigde heeft aangemerkt op de uitkering. Omdat je geen contact hebt, weet je misschien niet eens van het bestaan van de verzekering en ook niet van jouw hoedanigheid als begunstigde. Het zou toch wel fijn zijn als die uitkering dan ook aan jou toe komt. Er zijn meer gevallen dat iemand van niets weet: relaties vervliegen, maar het kan ook zijn dat je ouders een verzekering hebben afgesloten en jij de begunstigde bent en dat niet weet.”
Mijn grootste drive om onderzoek te doen, is dat diegene die recht heeft op de uitkering uit de levensverzekering de mogelijkheid heeft om die op te eisen”
Ben je in de praktijk schrijnende gevallen tegengekomen?
“Die zijn er vast, maar mijn grootste drive om onderzoek te doen, is dat diegene die recht heeft op de uitkering de mogelijkheid heeft om die op te eisen. Ik heb dit puur wetenschappelijk bekeken.”
Behalve naar verjaring heb je nog drie zaken onderzocht. De waarschuwingsplicht bij het niet betalen van een vervolgpremie springt daar wel uit, omdat de wetgever de periode van een maand niet definieert. Wat is jouw advies?
“Hier wordt de termijn van een maand genoemd, waarbinnen de verzekeringsnemer of derde-belanghebbende de tijd moet krijgen om alsnog de achterstallige premie te voldoen. Maar wat is een maand? Wat mij betreft wordt dit vervangen door 31 dagen, omdat je daarmee aansluit bij de langste maanden van het jaar. En dan maakt het dus niet meer uit in welke maand je de waarschuwingsbrief krijgt. Ik ben van mening dat iedereen dezelfde termijn gegund moet worden. Bij schadeverzekeringen is wel een termijn genoemd: twee weken.”
Verwacht je dat de wetgever iets doet met jouw adviezen?
“Ik hoop dat de wetgever geïnspireerd raakt om wat te doen, om in elk geval er nog eens over na te denken of de keuzes die destijds zijn gemaakt wel de juiste zijn. Ik snap wel dat een wetgever een aparte wetgeving voor levensverzekeringen heeft opgenomen. Alleen de manier waarop het is geformuleerd, kan naar mijn mening beter. Dus ik hoop zeker dat de wetgever hiermee aan de slag gaat. Maar wanneer? Dat is ook voor mij een vraag.”
Verzekeraars moeten vooral geen kortere verjaringstermijnen opnemen in polisvoorwaarden levensverzekeringen”
Kunnen verzekeraars alvast iets doen?
“Vooral geen kortere verjaringstermijnen opnemen in de verzekeringsvoorwaarden. En ze moeten zich er goed bewust van zijn wie nu eigenlijk betrokken is bij een levensverzekering. Dat dat niet alleen de verzekeringnemer is, maar juist vaak de derde-belanghebbende. En ze moeten zich coulant opstellen richting deze derde-belanghebbende, die toch op basis van zijn hoedanigheid aanspraak maakt op een uitkering. Dat de verzekeraar dan toch denkt: ‘Is het wel passend om een uitkering te weigeren? Of zal ik uit coulance alsnog tot uitkering overgaan?’ Dus ik hoop dat de verzekeraars wat oog hebben voor de belangen van de betrokken derde.”
En heb je nog een tip voor intermediairs?
“Licht de klant goed voor over wat er eventueel bij overlijden geregeld moet worden. Maak bijvoorbeeld een map met alle polisbladen, zodat het voor nabestaanden duidelijk is dat er levensverzekeringen zijn. En vertel dat de verjaringsregeling gelijk gaat lopen op het moment dat de verzekeringsnemer overlijdt en de polis niet oneindig moet blijven liggen.”