Een man betaalt jarenlang premie aan Interpolis voor een overlijdensrisicoverzekering. De man overlijdt en de zoon maakt aanspraak op de uitkering: kogeltje rond en klaar als een klontje, zou je zeggen. Maar deze zaak uit 2022, waar de geschillencommissie van Kifid medio maart 2023 uitspraak in deed, toont maar weer eens aan dat niet alles is wat het lijkt.
Man betaalde al jaren ORV-premie
Een vader bevestigt in 2021 op zijn sterfbed tegenover zijn zoon dat diegene recht heeft op een ORV-uitkering. De vader zou deze verzekering in 2011 hebben afgesloten en er werd al jaren premie voor afgedragen.
Na het overlijden van zijn vader neemt de zoon contact op met Rabobank. Via die bank zou de vader de ORV van Interpolis hebben afgesloten. De bank ontkent dit echter. De zoon betwist dit weer op zijn beurt en stapt uiteindelijk naar Kifid.
Geen polisblad
Wat vaststaat is dat de vader inderdaad jarenlang premie betaalde voor de ORV van Interpolis. In zijn administratie vallen echter geen polis of verzekeringsvoorwaarden terug te vinden. Behalve de rekeningafschriften heeft de zoon dus geen enkel verder bewijs. Hierdoor is hij dus ook niet in staat om de claim in een concreet geldbedrag uit te drukken.
Verzekering was voor een ander
Na onderzoek blijkt ook wel waarom er geen verdere documentatie valt terug te vallen voor de ORV-verzekering. Vader betaalde namelijk wel de premie, maar de persoon die de verzekering wél had afgesloten was compleet iemand anders. De overeenkomst? Het rekeningnummer, dat één cijfer verschilde met dat van vader. Er was simpelweg een verkeerd rekeningnummer ingevoerd, waarvan de premie wel steeds werd afgeboekt.
Niemand van zowel de bank als de verzekeraar heeft tot aan het overlijden van de man deze fout opgemerkt. Vreemd genoeg heeft de vader ook nooit geprotesteerd tegen het feit dat er jarenlang premies werden afgeschreven voor een verzekering die hij helemaal niet had afgesloten.
Geen uitkering, wel premie
Aangezien de zoon ook verder niet in staat is om te bewijzen dat zijn vader wél een ORV heeft afgesloten, wijst de geschillencommissie zijn vordering op de uitkering af. Wel moet Rabobank de betaalde premie à 3.351,91 euro terugbetalen.
Ook zou het Rabobank sieren als de bank hierbij ook de wettelijke rente vergoedt vanaf het moment dat de onterecht afgeschreven premies werden geïncasseerd, valt te lezen in de uitspraak.