Advocaat licht toe: Promovendum hoeft niet te betalen na leugen over opleiding

Promovendum weigerde de uitkering van autoschade, omdat de consument niet had voldaan aan zijn mededelingsplicht bij totstandkoming van de verzekering. De man klaagde hierover bij Kifid, maar de geschillencommissie oordeelt dat de verzekeraar terecht de uitkering van de schade had geweigerd.

Deze bijdrage is afkomstig van advocaat Lisan Homan met medewerking van Claire Stalenhoef. Beiden zijn werkzaam bij Van Benthem & Keulen Advocaten in Utrecht.

Wat is er gebeurd? Een autobezitter vraagt bij Promovendum een autoverzekering aan. Deze verzekeraar biedt verzekeringen aan voor hoger opgeleiden en heeft als acceptatiecriterium dat de verzekerde een hbo, wo, havo, vwo, of mbo-4 opleiding heeft afgerond. Bij de vraag in het online-aanvraagformulier wat de hoogst genoten opleiding is, antwoordt de man dat hij een mbo-diploma heeft. Bij twee latere aanvragen – bedoeld om de bestaande verzekering te wijzigen – geeft de man aan een hbo-opleiding te hebben gevolgd.

Hbo blijkt toch lts

Na melding van schade aan de auto vroeg Promovendum om een kopie van het diploma van de hoogst afgeronde opleiding. De man gaf aan geen diploma te hebben en vroeger de lagere technische school te hebben gedaan. Kort daarna liet Promovendum weten de autoschade niet te vergoeden omdat de consument zijn mededelingsplicht had geschonden. Op grond van haar eigen algemene voorwaarden en artikel 7:930 lid 4 en lid 5 BW was het recht op schadevergoeding vanwege het schenden van de mededelingsplicht volgens Promovendum vervallen. De man klaagt bij de Geschillencommissie over het niet vergoeden van de autoschade door Promovendum. Hij stelt niet te hebben geweten dat Promovendum enkel verzekeringen aanbiedt voor hoger opgeleiden.

Commissie: ‘Verzekerde schendt mededelingsplicht’

De Geschillencommissie beoordeelde eerst of de consument aan zijn mededelingsplicht (artikel 7:928 lid 1 BW) had voldaan. De mededelingsplicht houdt in dat een verzekeringnemer vóór het sluiten van de overeenkomst verplicht is aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of zal afhangen. Heeft een verzekeraar middels een vragenlijst naar bepaalde feiten of omstandigheden gevraagd, dan dient de consument te begrijpen dat deze punten de verzekeraar interesseren. Nu in dit specifieke geval bij aanvraag van de verzekering werd gevraagd naar het opleidingsniveau diende de consument volgens de Geschillencommissie te begrijpen dat deze vraag relevant was voor Promovendum en haar beslissing omtrent de verzekeringsaanvraag. Doordat de consument deze vraag niet naar waarheid had ingevuld, was sprake van een schending van de mededelingsplicht.  

Heeft een verzekeraar middels een vragenlijst naar bepaalde feiten of omstandigheden gevraagd, dan dient de consument te begrijpen dat deze punten de verzekeraar interesseren.”

Na de vaststelling dat de consument de mededelingsplicht had geschonden, beoordeelde de Geschillencommissie of de verzekeraar uitkering kon ontzeggen op grond van artikel 7:930 BW. Volledige ontzegging is mogelijk indien de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten (artikel 7:930 lid 4 BW) of wanneer de verzekeringnemer met opzet heeft gehandeld om de verzekeraar te misleiden (artikel 7:930 lid 5 BW).

Man paste opleidingsniveau aan omdat hij anders niet ‘verder kon’ met verzekeringsaanvraag

De Geschillencommissie overwoog dat een beroep op lid 4 alleen kan slagen indien de verzekeraar kan aantonen dat een redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten. Wanneer een verzekeraar een afwijkend acceptatiebeleid voert, kan de verzekeraar zich alleen op artikel 7:930 lid 4 BW beroepen als de verzekeraar aantoont dat de verzekeringnemer bij het aangaan van de verzekering wist of behoorde te begrijpen welk acceptatiebeleid de verzekeraar hanteert. Daarvan was volgens de Geschillencommissie in dit geval sprake. Het afwijkende acceptatiebeleid was volgens de Geschillencommissie voor de consument duidelijk, of behoorde duidelijk te zijn, omdat het beleid voldoende bleek uit de website en de reclamecampagnes. Ook wees de Geschillencommissie op het feit dat de verzekerde het beleid zelf had ervaren. De autobezitter had namelijk zelf aangegeven 'niet verder te kunnen' in het aanvraagformulier wanneer de vraag naar het opleidingsniveau niet werd beantwoord.

Ook achtte de Geschillencommissie een beroep op lid 5 van ditzelfde artikel succesvol, omdat sprake was van opzet tot misleiding. Hierbij was relevant dat de consument bewust de vraag niet naar waarheid had ingevuld, omdat hij – naar eigen zeggen – 'anders niet verder kon' en dat hij bij twee latere verzekeringsaanvragen de betreffende vraag ook niet naar waarheid had ingevuld.

Promovendum blijkt redelijk handelend verzekeraar

In beginsel geldt voor beoordeling van de vraag of een verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben afgesloten de maatstaf van 'redelijk handelend verzekeraar' (Hoge Raad, 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1841). Wanneer sprake is van een 'redelijk handelend verzekeraar' is een grijs gebied waarbij een verzekeraar nog wel eens in moeilijkheden kan raken door de op haar rustende bewijslast. In dit specifieke geval nam Promovendum het standpunt in dat sprake was van een afwijkend acceptatiebeleid waarvan de autobezitter op de hoogte was, of behoorde te zijn. De Geschillencommissie volgde dit standpunt omdat het beleid voldoende bleek uit de website, het aanvraagformulier zelf en reclamecampagnes. Voor verzekeraars kan deze uitspraak dan ook worden gezien als een reden om transparant te zijn naar een consument over het (afwijkend) acceptatiebeleid. De les is dan ook om, wanneer sprake is van een afwijkend acceptatiebeleid, dit duidelijk te communiceren en het bedrijf als zodanig te positioneren in de markt. Het enkel schenden van een mededelingsplicht door de verzekerde is namelijk niet voldoende om uitkering te ontzeggen.

Overigens heeft Promovendum in een eerdere kwestie bot gevangen bij de Geschillencommissie (nr. 2021-0124). In die kwestie had een consument ook de vraag naar de hoogst afgeronde opleiding niet naar waarheid beantwoord. De verzekerde werd echter 'gered' doordat Promovendum zelf had aangegeven dat bij kennis van de ware stand van zaken de verzekering wel afgegeven had kunnen worden op basis van het opleidingsniveau van de partner van de consument. Hierdoor werd de vordering tot herstel van de overeenkomst en uitkering onder de verzekering toegewezen.

Deze twee zaken laten zien dat het voor een verzekeraar bij een afwijkend acceptatiebeleid van belang is om aan te tonen dat de consument bekendheid heeft, of behoorde te hebben, met het acceptatiebeleid en dat de verzekeraar tegelijkertijd dient aan te tonen dat bij ware kennis van zaken niet was overgegaan tot sluiting van een verzekering.

Lisan Homan

Lisan Homan

Advocaat bij Van Benthem & Keulen

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.