Op één van de originele loonstroken stond als einddatum dienstverband 30 november vermeld. Die datum was correct, volgens de salarisadministrateur. De hypotheek werd tien dagen later getekend. Op diezelfde 10 december werd er ook een bedrag overgemaakt op de rekening van de consument onder de vermelding ‘uitbetalen resterende uren.’
Ruzie met de baas
De klant had er een verklaring voor. Op 10 december wist hij nog niet dat hij uit dienst zou gaan. Hij kreeg later die maand ruzie met zijn baas, waarop hij zelf besloot op te stappen. Omdat er volgens hem nog zaken te verrekenen waren, werd in onderling overleg besloten om de maand december niet meer uit te betalen. Daarom zou er gekozen zijn voor 30 november als einddatum van het dienstverband.
Dat zou bij de salarisadministrateur bekend moeten zijn, dus meldde BLG zich daar opnieuw. Die had een nieuwe verklaring waaruit bleek dat het dienstverband wel degelijk per 21 december was opgezegd. Er werd daarop een nieuwe loonstrook ingeleverd, met aangepaste data. BLG had inmiddels drie verschillende loonstroken voor de maand november 2018 in bezit.
Verbaasd om opzegging baan
BLG toetste de kwestie ook bij de voormalig werkgever van de consument. Die herkende zich niet in de verklaringen over een ruzie. Hij was juist verbaasd geweest dat de BLG-klant zijn dienstverband plotseling opzegde.
Valsheid in geschrifte
De zaak kwam voor bij de rechtbank. Daar kreeg de klant de kans om uit te leggen welke zaken er nu precies vereffend werden, toen er besloten werd om over december geen loon uit te betalen. Daar moest hij het antwoord op schuldig blijven. De rechter constateerde dat er sprake was van valsheid in geschrifte, dat BLG gerechtigd was om de lening op te eisen en de klantrelatie te beëindigen, en dat een notering in het EVR op zijn plaats was. Over de duur van notering kon de rechtbank geen uitspraak doen.
Schijnconstructie
Dat werd aangevochten bij Kifid. Maar Kifid kende geen clementie. “De commissie ziet geen aanleiding om de duur van de registraties te verkorten. Daartoe neemt zij in aanmerking dat het optuigen van een schijnconstructie teneinde de bank te doen geloven dat er na 30 november 2018 nog altijd sprake was van een dienstverband ernstig verwijtbaar is. De door de consument aangevoerde argumenten die tot een verkorting van de duur zouden moeten leiden vindt de commissie onvoldoende zwaarwegend.”
De uitspraak is bindend.