Deze bijdrage is afkomstig van Joost van Breukelen van Van Breukelen Advocatuur uit Arnhem.
Vrijwel direct na het storten van het bedrag wordt dit bedrag van de rekening gepind met behulp van de bankpas en pincode van de geldezel. Vaak wordt kort voor deze transactie de opnamelimiet verhoogd. In vrijwel alle gevallen gaat de bank van de geldezel over tot het beëindigen van de bancaire relatie met de geldezel. Daarnaast worden zijn of haar persoonsgegevens opgenomen in het Incidentenregister en het daaraan gekoppelde Extern Verwijzingsregister (EVR). Tot slot worden de persoonsgegevens van de geldezel opgenomen in de zogenoemde Gebeurtenissenadministratie van de bank en het daaraan gekoppelde Intern Verwijzingregister (IVR). De laatste twee registers zijn uitsluitend voor intern gebruik van de betreffende financiële dienstverlener. Rabobank kan bijvoorbeeld niet kijken in de Gebeurtenissenregistratie en het IVR van ING.
EVR voor elke financiële instelling toegankelijk
Dit in tegenstelling tot het Incidentenregister en met name het EVR. Het EVR is raadpleegbaar door iedere financiële instelling die is aangesloten bij het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (verder: PIFI). Wanneer iemands persoonsgegevens hierin zijn opgenomen, kan dit grote gevolgen hebben voor de betrokkene. Immers, wanneer bank A een incident heeft meegemaakt met betrokkene, zal bank B in de meeste gevallen geen relatie willen aangaan met hem of haar. Het gevolg is dat financiële diensten worden geweigerd en dat iemand uitsluitend gebruik kan maken van een zogenaamde basisbetaalrekening. Het afsluiten van bijvoorbeeld een hypotheek wordt praktisch onmogelijk.
Immers, wanneer bank A een incident heeft meegemaakt met betrokkene, zal bank B in de meeste gevallen geen relatie willen aangaan met hem of haar. ”
Hoelang mogen persoonsgegevens in het EVR blijven staan?
Artikel 5.3.2 van het PIFI stelt dat de persoonsgegevens na maximaal acht jaar verwijderd moeten worden. In de praktijk kwam het er echter op neer dat een vermeende fraudeur standaard voor acht jaar werd opgenomen in het EVR. De geschillencommissie was hier in vele eerdere uitspraken al kritisch op. Wanneer een geldezel bij Kifid klaagde over de lange duur van de opname, kreeg hij of zij in veel gevallen gelijk: de bank moest de termijn dan verkorten tot bijvoorbeeld vijf of zes jaar.
Wanneer een geldezel bij Kifid klaagde over de lange duur van de opname, kreeg hij of zij in veel gevallen gelijk”
De nieuwe lijn van de geschillencommissie
In een uitspraak van 22 april 2022 heeft de geschillencommissie voor eens en altijd duidelijkheid gegeven. De klagende consument betrof iemand die volgens ABN Amro zou hebben gefungeerd als geldezel. De rekeninghouder stelde dat hij onder bedreiging van een mes zijn bankpas had afgestaan en zijn telefoon had ontgrendeld. De bank achtte dit een ongeloofwaardig verhaal, temeer omdat de pincode in één keer correct was ingevoerd én hij niet direct contact had opgenomen met de bank.
De geschillencommissie begint met het uiteenzetten van het criterium voor opname in het EVR. Vervolgens stelt de commissie dat hier in dit geval aan voldaan was. Met andere woorden: de bank had voldoende aannemelijk gemaakt dat de consument zelf betrokkenheid had bij de fraude. Het verhaal over de bedreiging met het mes werd niet geloofd.
Tot nu toe niets nieuws. Het gaat om wat de commissie vervolgens oordeelt over duur van de opname in het EVR:
“De commissie constateert dat veel financiële dienstverleners deze achtjaarstermijn als uitgangspunt hanteren en dan ook automatisch een registratie in het EVR en het Incidentenregister voor de termijn van acht jaar plaatsen. Zonder een op de feiten van een zaak en de duiding van het verwijt dat aan de consument wordt gemaakt, alsmede een daarop toegesneden motivering, kan deze benadering echter niet gevolgd worden.”
Rol van AVG in standpunt Kifid
Dit standpunt wordt uitgebreid gemotiveerd, op grond van de AVG en de considerans (overweging/context, red.) bij de AVG. Bij het bepalen van de opnameduur moeten alle omstandigheden van het geval in hun onderlinge verband worden meegewogen, waarbij ook de aard van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid van belang is. Ook moet rekening worden gehouden met de aard van het strafrechtelijk verwijt en de persoonlijke omstandigheden van de consument, waaronder leeftijd en maatschappelijke positie. Dit alles leidt ertoe dat het aan een financiële dienstverlener is om te motiveren waarom de door hem vastgestelde registratietermijn strikt noodzakelijk is. Dit betekent dat een financiële dienstverlener zoals een verzekeraar een belangenafweging dient te maken, waarbij zij rekening houdt met de op dat moment aan haar bekende omstandigheden van het geval, nadat de consument in de gelegenheid is gesteld hierover zijn zienswijze kenbaar te maken.
Dit betekent dat een financiële dienstverlener zoals een verzekeraar een belangenafweging dient te maken, waarbij zij rekening houdt met de op dat moment aan haar bekende omstandigheden van het geval, nadat de consument in de gelegenheid is gesteld hierover zijn zienswijze kenbaar te maken.”
In dit geval leidde de afweging van alle betrokken belangen ertoe dat zowel de duur van de opname in het EVR als die in het Incidentenregister moesten worden verlaagd naar zes jaar. Fungeren als geldezel is volgens de commissie zeer verwijtbaar, maar er zijn nog zwaardere feiten denkbaar. De maximale registratieduur van acht jaar achtte de commissie dan ook niet proportioneel. Deze maximale duur mocht overigens wél worden gehandhaafd voor de zuiver interne registers, te weten de Gebeurtenissenadministratie en het IVR.
Financieel dienstverlener moet luisteren naar het verhaal van de klant
Volgens de geschillencommissie mogen financiële dienstverleners voortaan niet langer een standaard opnametermijn van acht jaar hanteren. Ook zal een financiële dienstverlener vanaf nu het verhaal van de consument moeten aanhoren. Het is volgens de geschillencommissie niet langer wenselijk om een standaardbriefje de deur uit te doen waarin staat dat de persoonsgegevens van de consument voor de maximale duur van acht jaar in het EVR worden opgenomen. Het is zaak om alert te zijn op deze uitspraak. Een opname van acht jaar in het EVR is alleen in zeer ernstige gevallen gerechtvaardigd.