Een echtpaar sluit in 2017 op twee levens een dalende overlijdensrisicoverzekering met een looptijd van 30 jaar in het kader van hun nieuwe hypotheek. Ze betalen een niet-rokerstarief: ze hebben allebei de laatste twee jaar niet gerookt. In de voorwaarden staat dat de verzekerden het moeten melden als zij weer gaan roken, want dan vervalt de premiekorting. “Onder roken verstaan we het gebruik van elk middel dat nicotine bevat.” Wordt het roken niet gemeld, dan wordt bij overlijden 75% van de uitkering betaald.
Viermaal een spray
In 2019 overlijdt de man. De vrouw geeft op het vragenformulier in het kader van de uitkering aan dat haar man had gerookt vanaf 18-jarige leeftijd tot aan november 2018. Als aanvulling wordt vermeld dat de man bij het sluiten van de ORV al geruime tijd niet had gerookt, maar later weer is begonnen en weer is gestopt. Reaal kort de uitkering met 25%. De vertegenwoordiger van de vrouw geeft aan dat de man toen hij ziek werd, viermaal een rookvervanger heeft gebruikt in de vorm van een nicotinespray. “Deze flesjes heeft mevrouw voor haar man gehaald.” De vraag op het vragenformulier is te kort door de bocht en staat niet in verhouding tot de korting op de uitkering, vindt de klant. De man is bovendien niet overleden aan een aan roken gerelateerde kwaal. “De vraag of de heer rookte had net zo goed met Nee beantwoord kunnen worden.”
Voorwaarden helder
Voor de geschillencommissie vraagt de klant alsnog uitkering van de resterende 25%. Maar dat wordt afgewezen: de voorwaarden zijn helder verwoord en maar voor één uitleg vatbaar, aldus Kifid. “Consument en haar echtgenoot hadden zich ervan bewust moeten zijn dat het weer gaan roken (waaronder het gebruik van een nicotinespray) gemeld diende te worden bij verzekeraar, zodat tot aanpassing van de premie kon worden overgegaan. De Commissie gaat er overigens vanuit dat dit in de precontractuele fase tijdens het adviesgesprek met de adviseur aan de orde moet zijn gesteld. In de offerte is namelijk nadrukkelijk aan beiden de vraag van het wel of niet roken gesteld.” Al kan de commissie zich voorstellen dat het paar de bepaling wellicht vergeten is, “dit doet niets af aan het feit dat zij dit wel hadden moeten doen”.