De klant sloot in 2011 een hypotheek bij ING met daaraan gekoppeld twee Aegon-levensverzekeringen. De gegarandeerde eindwaarde van de twee polissen opgeteld bedraagt ongeveer 292.000 euro. Omdat de twee levensverzekeringen niet anders gebruikt kunnen worden dan ter aflossing van de hypotheek, vindt de consument dat de waarde meegenomen dient te worden in de schuld-marktwaardeverhouding. Omdat ING daar niet aan wil voldoen, vindt de consument dat hij in een te hoge risicoklasse is ingedeeld. Zijn schade schat hij op bijna 27.000 euro.
Rentebeleid
Het Kifid constateert dat er geen contractuele bepaling bestaat die de bank verplicht de waarde van de levensverzekeringen mee te nemen. De geschillencommissie benadrukt ook dat de bank veel vrijheid geniet om zelf hun rentebeleid te bepalen. ING handelt niet in strijd met de wet. Tot slot laat de jurisprudentie over het onderwerp weinig kansen over voor de consument.
De geschillencommissie schrijft daarover: “Consument heeft aangegeven dat hij bekend is met deze uitspraken, maar hij stelt dat er sprake is van voortschrijdend inzicht en dat deze uitspraken daarom aan revisie toe zijn. In dat verband betoogt Consument dat de Bank geen enkel risico loopt dat de uitkering uit de levensverzekeringen voor iets anders zal worden gebruikt dan voor het aflossen op de hypothecaire geldlening; de rechten uit de levensverzekeringen zijn immers verpand aan de Bank.”
Reëel risico
ING ziet echter wel een reëel risico. “De Commissie stelt echter vast dat de Bank (overigens pas in haar dupliek) terecht heeft aangegeven dat zij wel enig risico loopt: namelijk het risico dat Aegon op de beoogde einddatum niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. De stelling van Consument gaat dus niet op en ook verder ziet de Commissie geen aanleiding om af te wijken van haar eerdere uitspraken.”
De vordering van de consument wordt afgewezen in een bindende uitspraak.