De klant sloot een ORV in 1992 met een verzekerd bedrag van 100.000 gulden. In 2014 werd de verzekerde som opgehoogd tot 141.366 euro. In 2021 stond daar een jaarpremie tegenover van 1.262 euro. Als hij bij de bank medio vorig jaar zijn hypotheek aanpast, wijst de adviseur van de bank hem op de mogelijkheid zijn ORV over te sluiten naar een nieuw product van de bank.
De premie voor de nieuwe ORV komt in totaal 35 procent lager uit. De klant dient een klacht in maar komt er niet uit met de Rabobank. Voor Kifid wil hij voor tenminste 50 procent van het premieverschil gecompenseerd worden over de 29 jaar looptijd.
Loyale klanten betalen meer
De adviestak van Rabobank vindt de CvB-uitspraak over de gedaalde ORV-premies van toepassing, maar daar kan de consument zich niet in vinden. De bank is volgens hem alleen in strik juridische zin een tussenpersoon. “Feitelijk is er sprake van een financiële instelling die loyale klanten jarenlang bijna drie keer zoveel laat betalen voor exact hetzelfde product als dat zij vraagt aan nieuwe klanten.” Hij verwijt de bank misbruik van vertrouwen.
Correspondentie en voorwaarden duidelijk
Kifid volgt de consument niet. In ieder geval sinds de wijziging van 2014 is de correspondentie helder over de rol van de bank. En ook in de voorwaarden wordt volgens de geschillencommissie duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verzekeraar en de bank.
Volgens de consument is dat de juridische uitleg, maar zijn de Rabobank en de verzekeraar in materiële zin wel één bedrijf. Die uitleg klopt weliswaar volgens Kifid, maar daaruit volgt niet dat de bank de rol van tussenpersoon niet kan aannemen, of dat Rabobank misbruik heeft gemaakt van vertrouwen.
Zorgplicht niet geschonden
Kifid stelt vast dat Rabobank in deze klacht als tussenpersoon optrad. De vraag of de bank als adviseur de zorgplicht heeft geschonden kan dus beantwoord worden volgens de richtlijn. De klacht is afgewezen, de uitspraak is bindend.