Het stel sluit een hypotheek af voor de financiering van een nieuwbouwwoning. Er wordt gebruik gemaakt van een bouwdepot. De rente hiervoor is 1 procent lager dan de rente die de klanten over hun hypotheek gaan betalen. Omdat de hypotheek uit meerdere leningdelen bestaat, is de rente 1 procent lager dan het gewogen gemiddelde van de rentes die de klanten voor alle leningdelen betalen, zo staat in de hypotheekofferte. Dat komt uit op 2,086 procent. Bij de eerste afrekening heeft het stel dan ook een rentevergoeding van 1,086 procent ontvangen.
Taalkundige uitleg
Dat leidt ertoe dat het koppel een klacht indient, zij hadden namelijk een rentevergoeding van 2,065 procent verwacht. In de offerte staat immers dat de rentevergoeding 1 procent – en dus niet 1 procentpunt – lager is dan het gewogen gemiddelde van de rente die zij over alle leningdelen betalen. Volgens de klanten kan uit een taalkundige uitleg worden begrepen dat het om 1 procent minder gaat. Dus een rentevergoeding van 99 procent over 2,086 procent, wat neerkomt op een percentage van 2,065.
Daarnaast is het volgens de klanten gebruikelijk in de markt dat de rentevergoeding gelijk is aan de aan de geldverstrekker verschuldigde rente. Een rentevergoeding van 2,065 procent zou daarom binnen de verwachting vallen.
Eerste rentevergoeding
ASR vindt dat de consumenten uit het normale spraakgebruik hadden kunnen afleiden dat met 1 procent lager niet één honderdste van het rentepercentage minder werd bedoeld, maar bijvoorbeeld een vergoedingspercentage van 2 procent als de hypotheekrente 3 procent zou zijn. Het stel had bij onduidelijkheden vragen moeten stellen voor het tekenen van de offerte, stelt de geldverstrekker. Kifid oordeelt echter dat er aan de kant van de consumenten hier toen nog geen sprake van was. Pas bij het ontvangen van de eerste rentevergoeding, ontstond de onduidelijkheid.
Niet voor één uitleg vatbaar
Volgens de commissie is de uitleg van ASR op twee manieren te interpreteren, bovendien hadden de klanten bij andere geldverstrekkers gezien dat de rentevergoeding vaak gelijk is aan de rente die over de lening wordt betaald. Daardoor leek een kleine afwijking van 0,021 procentpunt logisch. Dat ASR in zijn verweer naar een eerdere Kifid-uitspraak hierover verwijst, is niet relevant volgens de commissie. De consumenten waren niet van de uitspraak op de hoogte en dit neemt niet weg dat er discussie kan ontstaan over het begrip ‘1 procent lager’.
ASR had volgens Kifid eventuele misverstanden makkelijk kunnen voorkomen door bijvoorbeeld een voorbeeld te gebruiken. De commissie beslist dat de geldverstrekker met terugwerkende kracht een rentevergoeding toepast van 2,065 procent over de gehele looptijd van het bouwdepot.