De klant laat zich in 2006 door PR4 adviseren over de financiering van een woning. In maart 2007 wordt een woonlastenverzekering gesloten bij BNP Paribas Cardif. Die kent de bepaling dat de dekking eindigt als de verzekerde geen lasten meer heeft door het volledig verval van verplichtingen voortvloeiend uit huur of hypotheek en als de verzekerde gaat werken als zelfstandig ondernemer.
In mei 2010 verkoopt de klant haar woning. Een jaar later wil ze haar bestaande hypotheek oversluiten. In het adviesrapport wordt ook de bestaande woonlastenpolis genoemd. "Er is aangegeven dat men verder geen dekkingen wenst en bekend is met het risico." In juli sluit de klant samen met haar partner een hypotheek van € 260.350 bij ING.
Geen aov nodig
Drie jaar later gaat ze als zzp' er aan de slag. Aan de adviseur vraagt ze hulp bij het regelen van pensioen en arbeidsongeschiktheidsverzekering. Die gaat aan de slag en komt uit bij een aantal verzekeringen (onder meer een aov) van Nationale-Nederlanden "daar zij alle verzekeringen aanbieden die jij nodig hebt". Op de offerte komt geen reactie. In september volgt een gesprek waaruit blijkt dat de vrouw afziet van de zakelijke verzekeringen omdat zij het risico laag acht en omdat haar partner werkloos is geworden. Ze willen de hypotheek versneld gaan aflossen.
Geen dekking
Per 1 januari 2017 wordt de woonlastenverzekering beëindigd. Cardif meldt desgevraagd dat er geen dekking is geweest op de polis omdat de vrouw als zzp'er is gaan werken en in 2010 geen eigen woning meer had (ze is daarna bij haar partner ingetrokken). Beide veranderingen had ze zelf moeten melden, aldus Cardif.
De klant gaat klagen bij de adviseur: ze wil de premie terug die ze van mei 2010 tot en met januari 2017 heeft betaald. Dat is in totaal € 2.140. De adviseur had bij de verkoop van de woning in 2010 de verzekering moeten beëindigen, vindt zij. Hij had de klant moeten wijzen op de gevolgen van de woningverkoop en het werken als zzp'er.
De adviseur werpt daar tegenin dat de klant na de verkoop van haar woning in 2010 wel degelijk een eigen woning en een eigenwoningschuld heeft verkregen. Ze is getrouwd en in 2011 is gezamenlijk een woning gekocht. Bovendien heeft de klant zelf meldingsplicht.
Einde dekking niet gemeld
De geschillencommissie vindt dat de adviseur de klant na de verkoop van de woning in 2010 had moeten informeren over het feit dat er geen dekking meer onder de verzekering was. "Consument had vanaf dat moment namelijk geen verplichtingen meer voortvloeiend uit huur of hypotheek. Onvoldoende is komen vast te staan dat de adviseur consument hierover heeft geïnformeerd. Nu de adviseur dit heeft nagelaten moet naar het oordeel van de commissie worden aangenomen dat adviseur niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mag worden verwacht."
Weer dekking bij andere woning
De schade die de klant heeft geleden, is echter beperkt: "Vast staat namelijk dat consument in juli 2011 opnieuw een hypothecaire geldlening heeft afgesloten. Deze hypothecaire geldlening was ten behoeve van een andere woning en gezamenlijk met haar partner, maar uit de voorwaarden van de verzekering blijkt niet dat deze is gekoppeld aan een specifieke woning dan wel hypothecaire geldlening. Vanaf juli 2011 kan de betaalde premie dan ook niet als schade worden aangemerkt, daar er weer dekking onder de verzekering was."
Toen de adviseur in 2014 een offerte uitbracht voor de NN-verzekeringen, had hij de klant moeten wijzen op het feit dat zij als zzp'er geen dekking meer had onder de lopende verzekering. Ook daarin is hij tekortgeschoten, aldus Kifid. Die stelt de schade vast op de premies die na mei 2014 zijn betaald.
Deels eigen schuld
Wel had de klant zich kunnen en moeten realiseren dat de verzekering nog steeds liep, onder meer aan de hand van een in september 2014 verstrekt premieoverzicht. Bovendien had ze van haar mededelingsplicht op de hoogte moeten zijn. Daarom komt vanaf oktober 2014 tot januari 2017 de schade voor 50% voor eigen rekening, overweegt Kifid.
De geschillencommissie bepaalt bij bindend advies dat de adviseur de premie vanaf juni 2010 tot augustus 2011, de premie vanaf juni 2014 tot oktober 2014 en 50% van de premie vanaf oktober 2014 tot januari 2017 moet terugbetalen aan de klant.